EAN13
9782252037010
Éditeur
Klincksieck
Date de publication
21 mai 2009
Collection
Études germaniques
Nombre de pages
264
Dimensions
23 x 15 x 1,4 cm
Poids
382 g
Langue
fre
Langue originale
eng

Études Germaniques - N°1/2009, Littérature Et Culture (Post)Coloniales Des Pays-Bas Et De Flandre

Collectif

Klincksieck

Prix public : 16,00 €

Luc BERGMANS, Le roman Max Havelaar de Multatuli, un pusaka The novel Max Havelaar, written by Multatuli (the penname of Edward Douwes Dekker) in 1860, has always been perceived as, above all, denouncing the oppression suffered by the people of the Dutch East Indies. Because of this perception, the second objective, explicitly mentioned by the author, namely creating a literary pusaka or heirloom, has been largely neglected by literary criticism. The present article will attempt to remedy this situation by analysing Max Havelaar firstly as a written family heirloom that closely connects the suffering of « the Javanese » with the suffering of the author and his loved ones and, secondly, as a weapon that has the power to protect and avenge a community. Max Havelaar has a double orientation: towards the past, in that the book was conceived to preserve memories of shared suffering; and towards the future, in that the novel constitutes an appeal to act upon that suffering. The structure of Max Havelaar is at least partly determined by its role as an heirloom. Hence the literary devices employed by Multatuli deserve comparison with the interlacing and alloying which characterise the work of weavers and goldsmiths who create artistic pusakas. The penname, Multatuli, contains a pun on this masterly type of mixing. Multatuli's Max Havelaar wordt telkens opnieuw gelezen als een aanklacht tegen de wantoestanden in het koloniale beheer van Nederlands-Indië. Daarbij blijft de andere expliciete doelstelling van de roman, namelijk het scheppen van een poesaka (erfstuk) veelal onderbelicht. Deze bijdrage poogt dit te verhelpen door het werk te interpreteren als een familiedocument, waarin het lijden van de auteur en zijn gezin met dat van de onderdrukte Javaan in nauw verband wordt gebracht, maar tevens als wapen dat een gemeenschap beschermen en wreken kan. Het erfstuk Max Havelaar heeft een dubbele oriëntatie: naar het verleden toe, als herinnering aan lijden, en naar de toekomst toe, als oproep om op dat lijden te reageren. De poesaka-functie van het boek heeft tenslotte ook gevolgen voor de structuur van de roman. Zo verdient een aantal van de literaire procédés, die Multatuli aanwendt, vergeleken te worden met de verstrengeling en versmelting die door wevers en smeden worden toegepast bij het vervaardigen van kunstvoorwerpen, die als poesaka's worden overgeleverd. Naar deze meesterlijke vorm van vermenging verwijst ook de naam Multatuli. Ingrid WASIAK, P.A. Daum, un naturaliste aux Indes néerlandaises Orientales In 1879, Dutch author Paulus Adrianus Daum (1850-1898) left The Hague for the Dutch East Indies. Besides being an influential journalist, Daum was also an important novelist of tempo doeloe, La Belle Époque of the Dutch East Indies. This article explores the specificity of Daum, in comparison with contemporary authors such as Louis Couperus, Marcellus Emants and Lodewijk van Deyssel. In which respect can we regard his novels as naturalistic? De Nederlandse schrijver Paulus Adrianus Daum (1850-1898) verliet in 1879 Den Haag om zijn heil te zoeken in Nederlands-Indië. Hij werd er niet alleen een invloedrijk journalist, maar ook een belangrijk romancier die zijn stempel heeft gezet op tempo doeloe, de « Belle Époque » van Nederlands-Indië. In dit artikel wordt nagegaan in hoeverre P.A. Daum beschouwd kan worden als een « unicum » in de Nederlandse letteren en in welk opzicht zijn romans te beschouwen zijn als naturalistisch, in vergelijking met werk van bij voorbeeld Louis Couperus, Marcellus Emants of Lodewijk van Deyssel. Thomas BEAUFILS, Transposition et réinvention des mythes épico-purâniques et javanais dans De kist de Maria Dermoût Maria Dermoût is not truly a Dutch author. This observation results from our analysis of De kist (1958). Maria Dermoût was born in Java in 1888 and spent most of her life in the Dutch East Indies. Even though she wrote in Dutch, her cultural references for De kist are purely Javanese. This book is deeply imbued with Indian and Javanese myths, some of which she rewrote. De kist is a kind of palimpsest in which literature and cultural references are superimposed, as this paper proposes to decrypt. Maria Dermoût is geen authentieke Nederlandse schrijfster. Dat komt in ieder geval naar voren uit onze analyse van het boek De kist. Ze is in 1888 geboren op Java en heeft een groot deel van haar leven doorgebracht in Nederlands-Indië. Ze schrijft dan wel in het Nederlands, maar haar culturele verwijzingen in dit boek zijn uitsluitend Javaans, waardoor het werk diep doordrongen is van Indiase en Javaanse mythen. De kist is een soort palimpsest waarin verschillende lagen van literaire en culturele verwijzingen elkaar overlappen. Stéphanie LORIAUX, Chercher l'autre, devenir soi La problématique identitaire dans la littérature féminine liée à la décolonisation des Indes néerlandaises Orientales In this paper, we mean to analyse the theme of the identity problematic which ensues from the decolonisation of the Dutch East Indies in the work of the women writers Hella S. Haasse and Marion Bloem. In their postcolonial novels, they concentrate on the identity quest from which both former Dutch colonials and Indo-Europeans (of mixed Indonesian-European blood) suffer. In Haasse's work, the identity conflict arises from the failed digestion of the colonial past, i.e. from the denial of its impact on one's life. Marion Bloem concentrates on the schizophrenia of the second generation of Indo-Europeans who live between two cultures without completely acquiring either one. Dit artikel concentreert zich op de behandeling van de identiteitsproblematiek met betrekking tot de dekolonisatie van Nederlands-Indië bij de schrijfsters Hella S. Haasse en Marion Bloem die in hun postkoloniale werken de zoektocht naar identiteit van Nederlandse oud-kolonisten dan wel Indische Nederlanders aan het licht brengen. Bij Hella Haasse vloeit het identiteitsconflict voort uit de mislukte verwerking van het koloniale verleden, d.w.z. uit de ontkenning van de impact ervan op het latere leven. Bij Marion Bloem staat de schizofrenie van de tweede generatie Indische Nederlanders centraal die tussen twee vaderlanden leven en zich geen van beide eigen kunnen maken. Michiel van KEMPEN, « Laisse-moi te montrer mon pays! » Le regard du touriste dans les écrits des Indes néerlandaises Occidentales Numerous texts by Surinamese, Dutch-Antillean and Aruban writers deal with the Middle Passage (the forced "migration" from Africa to the New World) and the life-long enslavement of millions of Africans. Strangely enough, in the very same period slavery was flourishing, tourism came into being. The exotic other became an object of western interest. What did the western world bring about in the head of the other? In many Caribbean texts the tourist's view is visible: the tension between the own view and the view of the other comes to the surface, sometimes explicitly, sometimes more covertly, at times in the ways language is used. For Caribbean writers, the struggle with literary imagination has eradicated the tourist from their conscience. On the basis of texts from the 18th through the 21st century, this paper tries to unravel the tourist's view, first in the Histoire d'une franco-indienne; écrite par elle-même (1787), subsequently in texts by R. Dobru, Albert Helman, Cola Debrot, Trefossa, Sonia Garmers, Denis Henriquez and Chitra Gajadin. Talloze teksten van Surinaamse, Antilliaanse en Arubaanse schrijvers hebben de Middle Passage (de gedwongen migratie van Afrika naar de Nieuwe Wereld) en de levenslange knechting van miljoenen tijdens de slavernij gethematiseerd. Bizar genoeg komt in dezelfde tijd dat de plantagemaatschappij floreerde, het toerisme op. De exotische ander wordt interessant. Wat heeft de westerling in het hoofd van de ander teweeggebracht? In veel Caraïbische teksten wordt de toeristenblik zichtbaar: de spanning tussen eigen en andermans blik komt aan de oppervlakte, soms expliciet, soms meer verborgen, soms in het taalgebruik. De worsteling met de literaire verbeelding is voor Caraïbische schrijvers dan ook vooral een zaak geweest van het verdrij...
Trouver ou

Offres